Commentaren op « The Mountains and Waters Sutra »
A Practitioner’s Guide to Dōgen’s « Sansuikyō » - van Shohaku Okumura.
Edgar Senyu Koeb - London Zen Group
North-London Dojo - Caledonian Road
“Deze bergen en deze wateren van vandaag zijn de expressie van oude boeddha’s.”
Deze beginzin van het hoofdstuk ‘Sansuikyō’ uit de ‘Shobogenzo’, het belangrijkste werk van Eihei Dogen, de grote Meester van de Soto zen, heeft niets verloren van zijn mysterieuze en intrigerende schoonheid in de loop van de laatste 800 jaar. Vandaag bekoort hij de adepten van de Weg van Zen en de natuurliefhebbers. Hij blijkt ook toegangkelijker te zijn voor het brede publiek dan vele andere publicaties van Dogen.
In de Sansuikyo lijkt Dogen te spreken over de concrete dingen uit de wereld van de natuur, in tegenstelling tot abstracte onderwerpen zoals ‘zijn’, ‘tijd’, of ‘geest’, in andere hoofdstukken van de Shobogenzo, hetgeen Isho Fujita uitlegt in het voorwoord. Maar zodra we de oorspronkelijke tekst beginnen lezen, krijgen we snel een voorsmaakje van de gebruikelijke mix van Dogen : kristalheldere logica en schandalige absurditeit, polemiek en poëzie. We komen bergen tegen die sneller stappen dan de wind en die op het water dansen. Dogen toont ons waterdruppels die overlopen van Boeddha Rijken en paleizen die die door draken en viussen bewoond worden. En alsof hij onze tegenwerpingen ziet aankomen, zegt hij uiteindelijk dat we zouden moeten ophouden met ‘het bekijken van bergen als bergen, maar dat wij ze zouden moeten aanzien als bergen’ (sic!!!).
En het is in dit stadium, ten slotte, dat we inzien dat we hulp nodig hebben.
Shohaku Okumura bestudeert de Shobogenzo sedert 45 jaar. Op 24-jarige leeftijd vroeg zijn professor, Ushiyama Rōshi, hem om Engels te leren om de vele buitenlanders te kunnen helpen die in zijn tempel van Kyoto zazen kwamen beoefenen. Okumara hield niet van deze gedachte maar heeft het toch aanvaard. Hij aanvaardde ook, met tegenzin, waneer zijn leraar het hem in 1975 vraagt om naar Amerika te vertrekken om er in Massachussets een klein zen centrum te stichten. Deze twee voorvallen vervanderen in een levensmissie om het onderricht van Dogen open te stellen voor de jonge gemeenschap van Amerikaanse zen beoefenaars.
Officieel is de ‘Soetra van de Bergen en van de Wateren’ een commentaar op de Sansuikyō van Dogen. Het is de uitgeschreven versie van een seminarie dat in 2002 in San Francisco gegeven werd. Het boek gebruikt de vertaling van de Sansuikyō door Carl Bielefeldt, een auteur die werkt op de Engelse vertaling van de volledige Shobogenzo.
Zij die een geleerde verklaring zoeken van Dogens uiteenzettingen, van zijn verzen en metaforen met hun talrijke facetten, zullen niet teleurgesteld zijn. Okumara beroept zich op zijn indrukwekkend meesterschap van de werken van Dogen en ook van andere klassiekers uit de boeddhistische en Chinese litteratuur en commentarieert de Sansuikyo zin na zin. Alleen maar om de eerste zin te commentariëren refereert hij naar drie Chinese dichters en zen meesters, naar vier hoofdstukken uit de Shobogenzo, naar de Eihei Koroku (het tweede belangrijkste werk van Dogen), naar twee Japanse commentatoren van de Shobogenzo uit de 18de eeuw, en uiteindelijk naar de Hart Soetra.
Okumara is meer dan een geleerde die gepassioneerd is door Dogen. In de loop van zijn boek waarschuwt hij ettelijke keren voor een louter intellectuele benadering van de Shobogenzo en van Dogen. Okumara is een zen leraar, en doorheen de ‘Soetra van de Bergen en de Wateren’ deelt hij zijn eigen visie van de Dharma, van het onderricht van de Boeddha.
Zijn standpunt is het resultaat van zijn vorming bij Ushiyama Roshi, van een leven in Zen en van zen onderricht in Japan en in Amerika. De geleerde delen in zijn boek zijn onderverdeeld in ontelbare secties waarin Okumara persoonlijke herinneringen aanhaalt, en intieme ideeën en gevoelens. Meer dan eens geeft hij toe dat hij tot stilte gedwongen wordt bij het proberen zin te geven aan Dogen. Het is in deze stukken dat het boek echt tot leven komt. De ‘Soetra van de Bergen en de Wateren’ is niet zozeer een boek dat Dogen uitlegt - alhoewel hij dit eveneens doet - maar een relaas over de manier waarop Okumara probeert om, doorheen Dogen, op zijn eigen fundamentele vragen te antwoorden. En dat maakt er een originele getuigenis over Zen van in de 21ste eeuw.
De fundamentele vraag van Okumara is van te weten hoe wij de Stem van Boeddha kunnen horen en het Lichaam van de Boeddha kunnen zien (zij kunnen als echte Realiteit, echt bestaand beschouwd worden) zonder deze te vervormen door onze beperkte zintuigen en mentale vooroordelen. En zijn initiële conclusie is dat wij dit niet kunnen doen indien wij rekenen op onze zintuigen en ons intectueel bevattingsvermogen. Refererend naar een vroeg onderricht van de historische Boeddha, legt Okumara uit dat er steeds barrières zullen bestaan zolang er contact is tussen onze zintuiglijke organen (ogen, oren, neus, enz.), hun object (zicht, geluid, geur), en een bewustzijn dat deze impressies verwerkt. Zijn conclusie is dat wij de scheiding tussen object en subject moeten overstijgen. En de sleutel voor dit alles, is wat hij noemt ‘de geest van shikan’, zoals in de uitdrukking ‘shikantaza’ : gewoonweg zitten, juist (enkel) zitten.
“Dit ‘juist’ is de hoeksteen van Dogens onderricht. De bergen zijn slechts bergen, en de wateren slechts wateren. In het geval van zazen, zijn we eenvoudigweg ‘aan het zitten’. “(loc.3771)
En wat andere activiteiten betreft, voegt Okumara er aan toe :
“We beoefenen niet alleen het zitten. Wanneer wij eten, zijn we gewoon aan het eten, wanneer we in de keuken werken, zijn we alleen maar aan het koken, wanneer we poetsen, zijn we aan het poetsen, wanneer we zingen, zijn we aan het zingen …’” (loc.3777)
Zazen is de fundamentele activiteit van Zen. Voor Okumara richt elk hoofdstuk van de Shobogenzo zich uiteindelijk op de beoefening van zazen. Zazen werd op verschillende manieren beschreven, maar voor Dogen en Okumara is het voornamelijk ‘shikantaza’, ‘eenvoudig zitten’. Het feit van het ‘zitten’ - en per extentie alle andere activiteiten - te ontdoen van elk doel en overtollige betekenis geeft ons de mogelijkheid om de barrières tussen ons, de activiteiten en de ons omringende wereld te overstijgen. Dit geeft ons de kans om het Lichaam van Boeddha te zien, om zijn Stem te horen en om te fuseren, te versmelten met de Realiteit zelf.
Ondanks de vele verwijzingen naar de natuurlijke omgeving, is de Sansuikyo dus strict genomen geen tekst over de natuur. In de eerste plaats gebruiken Dogen en Okumara de metaforen van bergen en rivieren om te spreken over de Dharma van de Boeddha. Bergen en rivieren worden als beelden gebruikt om het feit te illustreren dat de natuur de waarheid van het onderricht van de Boeddha uitdrukt. Ze worden ook gebruikt om onze fundamentele onbekwaamheid aan te tonen om deze Realiteit te begrijpen of zelfs te beleven, alhoewel wij er onafscheidelijk deel van uitmaken.
Desondanks put Okumara een sterke inspiratie uit de Sansuikyo om zorg te dragen voor de natuurlijke omgeving, zoals we die vandaag de dag begrijpen. Dogan zou de milieu crisissen van de 21ste eeuw niet hebben kunnen voorspellen noch zich zelfs kunnen inbeelden. Nochtans is zijn onderricht over de absolute onderlinge afhankelijkheid, uitgedrukt doorheen het beeld van bergen en rivieren, tevens de kern van de moderne ecologie.
Okumara commentarieert dit punt :
“ Om de ware realiteit van alle wezens te zien, leven wij samen met alle wezens, voelen wij ons met alle wezens verbonden. Indien wij dat niet zien, doden wij een deel van dit oorspronkelijk netwerk van onderlinge afhankelijkheden, en doden wij in feite onszelf … “ (loc.3129)
Alhoewel het niet expliciet geformuleerd wordt, blijkt het de bekommernis om de natuurlijke omgeving te zijn die Okumara ertoe aangezet heeft om ‘The Mountains and Waters Sutra’ te schrijven. Zijn boek is tevens een hommage aan de publicist en ecologie militant Gary Snyder, wiens essay uit 1990 ‘ Mouhtains hidden in Mountains : Dogen Zenji and the Mind of Ecology’ als annex integraal mee gepubliceerd wordt in Okumara’s boek.
De sterkste raad die Okumara geeft is om niet zo maar passief zijn standpunt of dat van iemand anders te aanvaarden. Hij moedigt ons aan om de oorspronkelijke tekst direct te bestuderen en om onze eigen beslissingen te nemen, in het licht van onze eigen ervaringen. Dogen wil ons niet de ultieme werkelijkheid onderwijzen, maar spoort ons aan om steeds verder te zoeken en om niet te stagneren, te blijven stilstaan op antwoorden die we als definitief zouden beschouwen.
Wanneer u ‘The Mountains and Waters Sutra’ gelezen zal hebben, zal Dogen iets toegankelijker geworden zijn voor u en zal u klaar zijn om het volgende hoofdstuk aan te vatten.
Tags: NL29